Groep 5A juf Pauline

Instructie huiswerk boekje groep 5A Tips voor huiswerk - Particulier Onderwijs Nederland



 

Dag 1

Opdracht 1

Spelling 

Oefenen met woorden met ooi, aai, oei en ui. Maak de woorden in de zin af met ooi, aai, oei of ui.

Voorbeeld:

'De boer moet zaaien, zooien, zoeien of zuien'….

Antwoord = zaaien

Opdracht 2

Spelling

Maak de woordzoeker. Zoek alle woorden met aai, ooi en oei.

Opdracht 3

Spelling 

Vul de spellingstabel in. Lees hardop, dek af, schrijf op en controleer. Doe dit twee keer per woord. 

Opdracht 4

Rekenen 

Schrijf de tafel van 5 op. De som plus het antwoord. Deze kan je gebruiken bij de opdrachten erna.

Opdracht 5

Rekenen 

 

Oefening 1

Kleur alle getallen die in de tafel van 5 voorkomen.

Oefening 2

De cirkels moeten helemaal vol komen te staan. Vermenigvuldig (x) het middelste getal met de eerste cirkel om het antwoord van de buitenste ring te krijgen. Doe de buitenste ring gedeeld door 5 om het antwoord van de binnenste ring te krijgen.

Oefening 3

Maak de keersommen.

Opdracht 6

Rekenen 

 

Oefening 1

Reken de keersommen uit en trek een lijn naar het goede antwoord.

Voorbeeld: 

9x5= 45. Ik trek een lijn van de som naar het hokje 45.

Oefening 2

Dit zijn gedeeld door sommen. Hoeveel groepjes van 5 heb je nodig om 20, 35 of 40 te maken?

Oefening 3

Maak de keersommen. 

Opdracht 7

Rekenen

Maak de sommen en controleer of je de tafel van 5 kent.

Opdracht 8 

Schrijven

Bij deze schrijf opdracht ga je letten op de letter 'e'. Schrijf rustig en netjes tussen de lijntjes.


Dag 2


Opdracht 1 

Spelling 

Woorden met 'ei' of 'ij'. Zet de woorden met een 'ei' achter het ei en schrijf de woorden met een 'ij' achter het ijsje.

Opdracht 2

Spelling 

 

Oefening 1

Welke 9 woorden met 'ei' hangen er achter het vliegtuig?

Oefening 2

Geef alle woorden met de korte 'ei' een kleurtje en schrijf ze op.

Oefening 3

Maak een nieuw woord door de letters te veranderen. Bijvoorbeeld: dwaal, aa veranderd in ei, dus krijg je 'dweil.' 

Opdracht 3

Spelling 

Vul de spellingstabel in. Lees hardop, dek af, schrijf op en controleer. Doe dit twee keer per woord.

Opdracht 4

Rekenen

Schrijf de tafel van 4 op. De hele som en het antwoord. Deze kan je gebruiken voor de opdrachten erna.

Opdracht 5

Rekenen 

 

Oefening 1

Kleur alle getallen die in de tafel van 5 voorkomen.

Oefening 2

De cirkels moeten helemaal vol komen te staan. Vermenigvuldig (x) het middelste getal (4) met de eerste cirkel om het antwoord van de buitenste ring te krijgen. Doe de buitenste ring gedeeld door 4 om het antwoord van de binnenste ring te krijgen.

Oefening 3

Maak de keersommen.

Opdracht 6

Rekenen

 

Oefening 1

Reken de keersommen uit en trek een lijn naar het goede antwoord.

Voorbeeld: 3x4=12. Ik trek een lijn van de som naar het hokje 12.

Oefening 2

Dit zijn gedeeld door sommen. Hoeveel groepjes van 4 heb je nodig om 8, 12 of 32 te maken?

Oefening 3

Maak de keersommen

Opdracht 7

Rekenen

Maak de sommen en controleer of je de tafel van 4 kent.

Opdracht 8

Begrijpend lezen

Lees het tekstje goed door. Beantwoord daarna de vragen 1 tot en met 5.

Opdracht 9

Taal

 

Oefening 1

Welk nummer hoort bij welke wolk. Zoek welk woord en welke uitleg bij elkaar horen.

Oefening 2

De woorden staan in de verkeerde zin. Kijk goed welk woord niet in de zin past en zoek in de andere zinnen het woord dat er wel goed in past.