Instructie huiswerk boekje groep 5A
Dag 1
Opdracht 1 Spelling |
Oefenen met woorden met ooi, aai, oei en ui. Maak de woorden in de zin af met ooi, aai, oei of ui. Voorbeeld: 'De boer moet zaaien, zooien, zoeien of zuien'…. Antwoord = zaaien |
||||||
Opdracht 2 Spelling |
Maak de woordzoeker. Zoek alle woorden met aai, ooi en oei. |
||||||
Opdracht 3 Spelling |
Vul de spellingstabel in. Lees hardop, dek af, schrijf op en controleer. Doe dit twee keer per woord. |
||||||
Opdracht 4 Rekenen |
Schrijf de tafel van 5 op. De som plus het antwoord. Deze kan je gebruiken bij de opdrachten erna. |
||||||
Opdracht 5 Rekenen |
|
||||||
Opdracht 6 Rekenen |
|
||||||
Opdracht 7 Rekenen |
Maak de sommen en controleer of je de tafel van 5 kent. |
||||||
Opdracht 8 Schrijven |
Bij deze schrijf opdracht ga je letten op de letter 'e'. Schrijf rustig en netjes tussen de lijntjes. |
Dag 2
Opdracht 1 Spelling |
Woorden met 'ei' of 'ij'. Zet de woorden met een 'ei' achter het ei en schrijf de woorden met een 'ij' achter het ijsje. |
||||||
Opdracht 2 Spelling |
|
||||||
Opdracht 3 Spelling |
Vul de spellingstabel in. Lees hardop, dek af, schrijf op en controleer. Doe dit twee keer per woord. |
||||||
Opdracht 4 Rekenen |
Schrijf de tafel van 4 op. De hele som en het antwoord. Deze kan je gebruiken voor de opdrachten erna. |
||||||
Opdracht 5 Rekenen |
|
||||||
Opdracht 6 Rekenen |
|
||||||
Opdracht 7 Rekenen |
Maak de sommen en controleer of je de tafel van 4 kent. |
||||||
Opdracht 8 Begrijpend lezen |
Lees het tekstje goed door. Beantwoord daarna de vragen 1 tot en met 5. |
||||||
Opdracht 9 Taal |
|